Algemene informatie over de taal- en spraakontwikkeling. 

 

In dit artikel vindt u praktische suggesties over wat ouders thuis kunnen doen om hun kind te helpen in

zijn of haar taalontwikkeling. Ouders spelen natuurlijk de belangrijkste rol omdat de taalontwikkeling al

begint als uw kind net geboren is. Dan al luistert de baby naar de klank van uw stem en kijkt het naar

de uitdrukkingen op uw gezicht. Praten leert een kind door het te horen, te doen. Met praten

maak je contact en het is een middel om iets te bereiken.

 

In de klas speelt taal de hele dag een rol: uitleg over de activiteiten, naar elkaar luisteren in het kringgesprek,

iets vertellen in het kringgesprek, instructie onthouden enzovoort. Maar ook: gericht luisteren naar instructie

TERWIJL er andere geluiden zijn, instructie verwerken TERWIJL er al weer andere informatie binnen komt;

voor kinderen die moeite hebben met hun taalontwikkeling is het probleem vaak complexer dan 'alleen maar'

een kleine woordenschat of moeite met zinnen begrijpen. Heel erg vaak is visuele ondersteuning van belang

om het kind te helpen bij het luisteren naar en begrijpen van taal, zinnen, woorden en klanken.

Ook voor een kind in de klas geldt dat het meer leert van taal wanneer deze communicatief wordt aangeboden.

Dus niet vragen: 'hoe heet dit, wat is dat'? (alleen als u werkelijk wilt weten of het kind het woord kent, zie hieronder punt 2.)

Wanneer u twijfelt over de taalontwikkeling van een leerling uit uw groep, kunt u altijd raad vragen bij een logopedist.

 

1. Steun bij het leren van de eerste woorden (10 tot 18 maanden).

Let op de geluiden om u heen. Maak uw kind attent op die geluiden en praat met uw kind over wat u

hoort. Praat met uw kind over wat dat betekent.

 

Doe eenvoudige spelletjes met blokken of speeltjes. Laat bijvoorbeeld speeltjes één voor één in een

doos vallen, kijk verbaasd en zeg: “weg!”. Bouw met de blokken en gebruik woorden als: “hoog!”, “nog

meer”, “allemaal gevallen”, “er boven op”. Ook al kan uw kind deze woorden nog niet nazeggen, hij

leert ze wel kennen en begrijpen.

 

Speel “net alsof- spelletjes”, bijvoorbeeld de knuffels te eten geven, doen alsof je soep kookt of doen

alsof de beer in bad gaat en gaat slapen. Praat en geef het kind ook steeds gelegenheid om mee te

praten. “nou, dat vindt de beer wel fijn, hè, denk je ook niet?”. Met "doen-alsof" oefent het kind allerlei situaties.

 

Praat hardop over wat u zelf doet: “zo, nou doe ik mijn jas aan. Even zoeken, waar is mijn sleutel? Ja!

Ik heb hem, nu kan ik naar het werk”.

 

Praat over gevoelens. Wanneer uw kind huilt: “o, ik zie dat je verdrietig bent, wat een traantjes” Of als

uw kind boos is: “Nou ben je boos! Je vindt het niet leuk dat je niet mee mag”. Ook kunt u proberen te

tekenen: de beer is ook boos, de beer is heel blij. Of zoek boekjes over emoties. Op deze site vind u ook

een plaat met emoties, bij Woorden en Begrippen.

 

Gebruik geen kindertaal met woorden die volwassenen niet gebruiken. “Dank!” is gewoon “dank je

wel” en broem broem” betekent auto! Een hond heet een hond en geen”waf”, "je hebt au" is eigenlijk:

"je hebt je pijn gedaan".

 

Spelletjes als bellen blazen, of met een rietje in een glas water blazen zijn ook leuk en goed voor de

spieren van de mond.

 

Gebruik geen speen meer wanneer uw kind geen zuigeling meer is! Een speen kan gemakkelijk zijn

wanneer een kind veel zuigbehoefte heeft, maar u moet die zuigbehoefte niet kweken. Dus na het

eerste jaar gaat de speen weg. Nog al te vaak wordt de speen gebruikt als een soort afsluitdopje,

waardoor de ontwikkeling van alle spierbewegingen van tong en lippen niet goed verloopt. En leren

praten met de speen in de mond is al helemaal niet handig.

 

 

2. peuters die wat later gaan praten

De meeste kinderen praten in herkenbare woorden en eenvoudige zinnetjes wanneer ze twee jaar oud

zijn. Een zinnetje als: “pappa, auto” kan een heleboel beteken: “pappa is weg met de auto”,“daar komt

pappa met de auto” , “ik wil met pappa mee met de auto”.

Wanneer kinderen wat later zijn met de taalaanvang, kunnen ouders zich zorgen gaan maken. Van

groot belang is dat er geen frustratie ontstaat omtrent het praten.

 

- Een kind zal minder volledig hoeven te praten wanneer daar geen noodzaak toe bestaat. Probeer te zien

wat uw kind wil, wat uw kind ziet of doet. Geef uw kind gelegenheid om te praten, dus vul niet

direct elke behoefte, maar praat er over. Laat pauzes zodat u laat zien dat uw kind ook een

‘beurt” heeft. “ik denk dat jij dorst hebt….. Jij wil vast wat drinken……. Wil je drinken? Wil je

appelsap?...... Mmm, lekker appelsap.

- Geef uw kind af en toe een keuze: wil je dit of dat? Wil je zus of zo? Dan is het gemakkelijker

voor het kind om te reageren.

 

- Stel geen vragen waarvan u zelf het antwoord weet, zoals: “wat zegt de koe?”, “wat is dat?”

terwijl u een plaatje aanwijst. Praat er liever betekenisvol over: “hee, de koe staat in

de wei! Hij is lekker gras aan het eten. Als hij “boe” zegt, zeg-tie natuurlijk dat het gras heel

lekker is!”. Communicatie is een gesprek, geen vraag-en-antwoord-toets.

 

- Als uw kind al wel een beetje praat, laat dan merken dat u luistert en dat u het belangrijk vindt

wat hij zegt. Ga er op in, herhaal eventueel in uw antwoord de goede vorm. Bijvoorbeeld:

“wawa boo?” “denk je dat de hond boos is? Misschien is de hond wel boos! Nou, hond, niet

boos zijn hoor!”.

 

- Zing met uw kind! Rijmpjes, versjes, kinderliedjes. Maak er gebaren bij. Geeft niks als u vindt

dat u niet kan zingen; voor het kind is de herhaling, het rijm en het ritme en de inhoud heel

bevorderend voor de taalontwikkeling.

 

 

3. Grammatica en woordenschat.

Wanneer een kind ongeveer 4 jaar is, zijn de zinnen al iets langer. Ongeveer 4 of 5 woorden in een zin

is al heel normaal. Kinderen beginnen op die leeftijd ook al met zinnen samenstellen. Dat betekent:

twee zinnen verbinden met de woorden “en” of“maar”. Ze kunnen vertellen over dingen die buiten

het “hier en nu” zijn.

Kinderen die naar de basisschool gaan beginnen vaak met grote verschillen in taalvaardigheid. Tot

een jaar of 7 duurt de kritieke periode om taalvaardigheden te ontwikkelen, dus kinderen zitten tot die

leeftijd nog wel eens in verschillende niveaus. Ook de thuissituatie kan veel invloed hebben op de

taalontwikkeling. Vergelijkt u de volgende cijfers eens:

 

Taalarm milieu (weinig praten, weinig voorlezen, weinig aan elkaar vertellen):

Kinderen horen 615 woorden per uur

Kinderen leren 750 woorden per jaar

Taalrijk milieu (veel gesprekken, veel voorlezen):

Kinderen horen 2150 woorden per uur

Kinderen leren 3000 woorden per jaar

 

Een grotere woordenschat en betere taalontwikkeling draagt bij aan schoolsucces en meer gemak in

de verdere loopbaan van een kind.

 

4. Hoe weet u of uw kind een voldoende taalontwikkeling heeft?

Doe de SNEL-test op https://www.kindentaal.nl/home

Vraag bij twijfel of een logopedist eens kan meeluisteren naar uw kind.

 

5. Wat kunnen ouders doen om hun kind meer te stimuleren in hun taalontwikkeling

wanneer het kind naar school gaat?

 

- Lees voor! Kies boeken die u zelf ook leuk vindt.

Voorlezen is om een aantal redenen belangrijk: uw kind leert woorden en zinnen begrijpen. In

een boek komen vaak woorden en begrippen voor die u in het dagelijks leven niet zomaar

tegenkomt: bijvoorbeeld pinguïn, Noordpool, Afrika, palmboom… maar ook over emoties,

gebeurtenissen. Maar ook leert uw kind dat lezen leuk is, dat je met letters een heleboel kunt

uitleggen. En dat een verhaal een begin en een eind heeft, dat je een heel verhaal kunt volgen

en onthouden.

 

- Ouders kunnen ook bij jonge kinderen al veel doen aan het leren kennen en herkennen van

letters: “Wie ziet de M van McDonalds al, daar gaan we zo patatjes eten!”. “hier kunnen we

parkeren, hier staat een P van parkeren”. “Ik schrijf jouw naam op je tekening, kijk s, i, m, o,

n”. “Nu gaan we even brood kopen bij de Jumbo, dat staat op de winkel, kijk maar”

 

- Op deze manier maakt u uw kind ook attent op klanken in woorden. Wanneer u een letter

aanwijst of opschrijft, spreekt u deze tegelijkertijd uit. En u zegt welk woord er bij hoort.

Kinderen leren zo dat woorden uit verschillende klanken bestaan, en dat je deze klanken kunt

opschrijven met letters.

 

- Praat met uw kind over wat het op school heeft gedaan. Vaak zijn kinderen na schooltijd eerst

even moe en hebben ze helemaal geen zin in een kruisverhoor. Maar op een later tijdstip,

bijvoorbeeld na het eten, is het heel natuurlijk om even over ieders dag te praten. U vertelt

over wat u die dag hebt gedaan en vraagt aan uw kind: “heb jij het ook druk gehad? Ik zag dat

de juf de werkjes al had opgehangen”. Of: “had je nog in de huishoek gespeeld, of was het daar

al vol?”. Vraag dus liever niet: “hoe was het op school? (....goed...) en “Wat heb je gedaan?”

(...o, weet ik niet meer...). Betrek uw kind ook in de gesprekken aan tafel. Probeer de dingen die

het niet begrijpt uit te leggen, zo leert uw kind ook nieuwe woorden.

 

- Kijk op deze site bij het Spraaktaalmateriaal voor leuke bladen om over te ‘kletsen’.

 

6. Bij welke activiteiten kunt u taal- en lezen stimuleren?

- Kijk samen naar educatieve programma’s op de televisie (Sesamstraat, Jeugdjournaal, veel

programma’s op NL. 3). Praat er daarna over. Vertel bijvoorbeeld wat u ervan vond dat

Tommie dit of dat deed, of dat u een beetje bang was toen… Stel geen vragen waarvan u het

antwoord zelf wel weet: “wat deed hij” of “wie at de koekjes op”. Probeer meer een gesprek te

voeren over de emoties, de gedachten: “dacht jij ook dat hij dat moeilijk vond, het leek mij wel

moeilijk” of: “zou jij dat ook durven?”

 

- Kijk samen naar DVD’s van prentenboeken. Bij de bibliotheek kunt u ook DVD’s lenen.

Kinderen tot 18 jaar zijn gratis lid van de bibliotheek. Praat er samen over.

 

- Wanneer u aan het koken bent, of de fietsband aan het oppompen of door de supermarkt

loopt, kunt u praten met uw kind over wat u aan het doen bent. “Voel eens hoe zacht die band

is? Daar kunnen we niet op fietsen op zo’n slappe band. Die moeten we eerst eens oppompen

met de fietspomp! Hier is het ventiel, daar moet-ie aan”.

 

- Maak eens samen een boodschappenlijstje: “de melk is op! Even opschrijven dat we dat niet

vergeten mee te nemen”. In de winkel kunt u daar weer op terug komen: “wat stond er ook

weer op mijn lijstje?”. Ook een recept kunt u hardop voorlezen, of een gebruiksaanwijzing. Uw

kind leert dat het heel handig is als je kunt lezen!

 

- Ga eens samen tekenen en vertel over wat u van plan bent te tekenen, en welke kleuren u

nodig heeft. En hoe u dat wilt gaan doen. Uw kind zal meepraten en ook vertellen.

 

- Moedig kinderen aan om zelf te schrijven, de naam op de tekening of iets voor het

boodschappenlijstje, of een briefje voor papa.

 

- Doe met de kinderen spelletjes die goed zijn voor de taalontwikkeling. Tijdens het doen van

een spelletje komen er veel goede aspecten aan bod: de spelregels, wachten op je beurt, tellen,

vertellen op welk plaatje je staat, wat moet je daar doen. U kunt spelletjes met letters en

woorden doen, maar ook memorie of het “Pluk van de Pettefletspel”, maar ook raadspelletjes

uit een boekje of tijdschrift.

 

- In de auto kunt u om de beurt vertellen wat je ziet, of letters van nummerborden lezen, of “ik

zie, ik zie, wat jij niet ziet” doen, of een dier raden, of een dier raden met een bepaalde

letter….enzovoort!

 

- Wanneer uw kind iets vertelt, luister daar naar en reageer er op. Probeer dan ook echt even te

kijken naar uw kind en uw werk even los te laten. Het is heel belangrijk dit babbelen! Via het

babbelen komen later de “grotere gesprekken” !

 

- Lees dagelijks voor. Af en toe hetzelfde boekje vinden kinderen heel leuk: ze weten dan al hoe

het gaat en kunnen het verhaal beter begrijpen. Soms kunt u ze het laatste woord van een zin

in laten vullen.

 

- Kijk bij een nieuw boekje eerst eens naar de plaatjes en praat met uw kind over hoe u denkt

dat het verhaal zal gaan.

 

- Stop tijdens het lezen om de plaatjes te bespreken. Vraag dan niet: “wat is dat?” maar probeer

meer een denkgesprek uit te lokken; “oe, je kunt wel zien dat hij boos is! Ik zou ook boos zijn

en jij dan?... maar misschien moet hij dan niet weglopen, hè”.

 

- Kijk op deze site bij Hoe kan je praten over een tekst?

 

- Neem ook eens een rijmpjesboek mee van de bibliotheek. U kunt aan de

bibliotheekmedewerkers natuurlijk altijd raad vragen over welke boeken er zijn. Herhaal de

rijmpjes vaak, zodat het kind gevoel krijgt voor rijmwoorden. Rijmen ondersteunt het

onthouden goed.

 

- Maak bij het zingen en opzeggen van rijmpjes ook gebaren. Kinderen vinden het heerlijk om te

bewegen bij het praten. Bewegen en gebaren ondersteunen het onthouden. Kinderen vinden ook niet zo gauw iets gek...

 

- Kijk ook op deze site bij Klanken en Letters, Rijmen.

 

- Spoor het kind aan om zelf te rijmen, u zegt de eerste zin en het kind vult aan: “ik zie een reus

met een hele dikke….”

En bovenal: beleef plezier in het samen praten, spelen, zingen!